Back to chapter

32.5:

Genenstroom

JoVE Core
Biologie
Un abonnement à JoVE est nécessaire pour voir ce contenu.  Connectez-vous ou commencez votre essai gratuit.
JoVE Core Biologie
Gene Flow

Langues

Diviser

Evolutie vindt alleen plaats als er genetische variatie is binnen een populatie met verloop van tijd. Een mechanisme dat bijdraagt aan deze variatie is gene flow, de overdracht van genetische varianten tussen populaties. Gene flow vindt plaats als organismen van de ene populatie naar de andere bewegen. In sommige soorten verplaatsen alleen gameten tussen populaties, zoals stuifmeel dat wordt gedragen door wind of dieren. Gene flow kan nieuwe genetische varianten introduceren—of de frequentie van bestaande varianten in een populatie veranderen. Anders dan bij natuurlijke selectie, die eigenschappen bevordert die de overleving en voortplanting versterken, kunnen bij gene flow adaptatieve eigenschappen ofwel af- of toenemen. Migrerende muggen kunnen bijvoorbeeld een genvariant of allel verspreiden die weerstand biedt tegen insecticiden. Muggen met het nieuwe allel overleven en planten zich voort met meer succes. De immigratie van koolmezen daarentegen naar het eiland Vlieland toont aan hoe gene flow nadelig kan zijn. Vogels die van het vasteland immigreren hebben genen voor grotere nestgrootte, terwijl vogels op het eiland selectie ondervinden voor minder eieren. In het midden van Vlieland, waar immigratie drie keer zo hoog is, heeft de mezenpopulatie een lagere overlevingskans dan die in het oosten van Vlieland, waar minder immigratie is. Met de tijd vermindert gene flow doorgaans genetische verschillen tussen populaties, soms met een gezamenlijke genenpoel als gevolg. Als gene flow echter beperkt is, worden genetische verschillen met de tijd versterkt. Miljoenen jaren geleden vormde een dalende zeespiegel de Landengte van Panama, die Noord- en Zuid-Amerika verbindt. Het resultaat was de scheiding van kruisende mariene populaties. Populaties aan weerszijden van de landengte bleven zich individueel voortplanten, maar niet met elkaar. In de gescheiden populaties traden willekeurige mutaties op en omgevingsfactoren zorgden dat verschillende eigenschappen door natuurlijke selectie gekozen werden. Uiteindelijk traden genetische verschillen op in reproductieve eigenschappen, waardoor verschillende soorten ontstonden die niet meer konden kruisen, los van de afstand. Gene flow is dus een krachtig evolutionair mechanisme dat zowel de genetische diversiteit van individuele populaties kan versterken als genetische verschillen beperken.

32.5:

Genenstroom

Genenstroom is de overdracht van genen tussen populaties en komt voort uit de verspreiding van gameten of uit de migratie van individuen.

Dit fenomeen speelt een belangrijke evolutionaire rol in alle organismen en induceert genetische diversiteit of genereert genetische homogeniteit tussen populaties,afhankelijk van de snelheid van de genenstroom. Wanneer de snelheid van genenstroom laag is, genereert de introductie van nieuwe allelen in een populatie genetische diversiteit. Aan de andere kant vermindert een hoge genenstroom de genetische variatie tussen de populaties, waardoor de homogeniteit toeneemt.

Mobiliteit is een kritische factor die de snelheid van genenstroom tussen populaties beïnvloedt. Mobielere organismen hebben een grotere kans om bij te dragen aan de genenstroom door migratie. Sedentaire organismen zoals planten kunnen ook de genenstroom vergemakkelijken door hun stuifmeel en zaden te laten meevoeren door dieren of de wind. Migratie zelf garandeert echter niet altijd de genenstroom – het moet vergezeld zijn met de uitwisseling van genen of genetisch materiaal tussen de bewoner en de migrant.

Fysieke en reproductieve barrières kunnen de genenstroom belemmeren. Allopatrische soortvorming treedt bijvoorbeeld op wanneer geografische barrières populaties van dezelfde soort isoleren, waardoor de genenstroom wordt beperkt. Als deze barrières worden weggenomen en de populaties voldoende zijn gedivergeerd toen ze gescheiden waren dat ze niet meer levensvatbare nakomelingen kunnen produceren met een lid van de andere populatie, kunnen ze als afzonderlijke soorten worden geclassificeerd.

Mensen kunnen de genenstroom ondersteunen en bijdragen aan genetische diversiteit. Een hoge mate van inteelt in kleine populaties verlaagt de diversiteit, vermindert de conditie en verhoogt het risico op uitsterven. De introductie van niet-verwante individuen of organismen door mensen kan inteelt verminderen, de diversiteit verbeteren en dus de algehele fitheid verbeteren.

Suggested Reading

McDonald, Bruce A. "Population Genetics of Plant Pathogens." Population Genetics of Plant Pathogens. The American Phytopathological Society (APS), n.d. Accessed February 4, 2020. [Source]

Morjan, Carrie L., and Loren H. Rieseberg. "How Species Evolve Collectively: Implications of Gene Flow and Selection for the Spread of Advantageous Alleles." Molecular Ecology. 13, no. 6 (2004): 1341-356. [Source]